Soms worden de zindelijkheidsproblemen door kinderen of jongeren anders ervaren dan hun ouders of de omgeving dat doen. Zindelijk worden kan lastig zijn en verloopt bij sommigen heel moeilijk. Lichamelijke, gedrags- en omgevingsfactoren spelen hierbij een belangrijke rol. Sommige kinderen en jongeren hebben extra hulp nodig van specialisten. Meer dan ouders, kinderdagverblijven of (zorg)instellingen soms kunnen bieden.
Zindelijkheidsproblemen bij kinderen uiten zich op verschillende manieren. Het kan dus per kind verschillen waaraan je ze herkent.
Vaak blijven kinderen die veel ongelukjes hebben, liever luiers dragen. Overdag of alleen ‘s nachts. Andere kinderen kunnen een aantal uren hun plas of
ontlasting ophouden, maar vragen altijd om een luier om in te plassen of poepen.
Kinderen kunnen zich schamen voor hun zindelijkheidsproblemen. Hierdoor drinken of eten ze soms minder. Ook proberen kinderen het probleem voor hun ouders te verbergen, bijvoorbeeld door hun vieze broeken te verstoppen.
Soms gaan kinderen meer dan nodig naar het toilet omdat ze bang zijn dat ze anders in hun broek plassen. Of ze gaan veel te weinig naar het toilet, waardoor ze natte of vieze broeken krijgen, of zelfs moeite krijgen met poepen.
Soms lukt het niet om een kind op het potje of het toilet te laten plassen of poepen. Het kind gaat dan wel op het toilet zitten maar er gebeurt niets.